Meerdere bijzondere en interessante sprekers hebben tijdens het We doen het samen! Festival wijze woorden gesproken. Over samenwerking, over actief burgerschap en over verbinding maken met andere mensen of met je buurt. Werkplaats dook in de geschiedenis en noteerde de meest inspirerende quotes van vier sprekers tijdens het festival.
Masih Hutak
spreker tijdens het festival in 2020
Masih Hutak werd in Afghanistan geboren en vluchtte met zijn ouders en broer op zijn tweede naar Pakistan. Daar overleed zijn moeder aan kanker. Uiteindelijk vluchtte hij met zijn broers en zijn vader naar Nederland, waar ze in 1998 aankwamen. Na het behalen van zijn vwo-diploma begon hij aan een opleiding tot docent Nederlands. Deze opleiding maakte hij echter niet af. In 2011 publiceerde hij de roman Toen God nog in ons geloofde. Daarnaast schreef hij onder andere voor de Volkskrant en Das Magazin en is hij columnist (druktemaker) voor De Nieuws BV.
“Tegenwoordig kun je in Amsterdam-Noord geen hoek om zonder dat er kranen en steigers als een hakbijl boven je hoofd hangen. En alles om me heen communiceert dat ik hier niet meer thuishoor. Dat ik hier niet mag zijn. Dat ik in de weg loop. Dat ik weg moet. Los moet laten. Moet oplossen. Overal om me heen verrijzen woontorens uit de grond die me insluiten en tegelijkertijd uitsluiten. Van de cultuur en de architectuur tot de groenstructuur, niets wordt gespaard. De bakken met geld die hier nu worden geïnvesteerd, de utopische beelden en beloftes op billboards en artist impressions zijn bovendien allemaal niet voor ons bedoeld. Plekken waar wij onze identiteit aan ontleenden, verdwijnen in hoog tempo. “
“Dit is niet willekeurig, maar strategisch. Want als mensen niet een duidelijk ‘wij’ kunnen formuleren, kunnen ze ook geen verzet mobiliseren. In het boek Mutual Aid beschrijft de Amerikaanse advocaat en auteur Dean Spade wat wij binnen ons bewonersinitiatief Verdedig Noord ‘informele zorgorganisaties’ of ‘solidariteitsnetwerken’ noemen: mensen die zich in hun buurt langs onofficiële lijnen verenigen en die zelfstandig een sociaal vangnet inrichten. Hij vertelt vanuit de actualiteit van de coronacrisis, maar benadrukt hoe tijdloos het is dat mensen in gemarginaliseerde levensomstandigheden het meest voor elkaar zorgen. Of zoals mijn buurvrouw Linda Carolus het zegt: daar waar mensen het minst hebben, wordt juist het meest gedeeld en gezorgd voor elkaar. Dit kan zo simpel zijn als een Facebook- of WhatsApp-groep waarin bijvoorbeeld dagelijks wordt gecontroleerd of niemand met honger naar bed gaat. Of waarin door een groep bewoners wordt gespaard voor een gezamenlijke pot die elke maand naar een andere deelnemer gaat voor bijvoorbeeld een nieuw bed of schoolboeken. In het Surinaams wordt dit ook wel kasmoni genoemd. Dit zijn groepen die bestaan naast organisaties als de voedsel- en kledingbank, het Leger des Heils, maatschappelijke dienstverlening, met als belangrijkste verschil dat ze zijn opgezet en worden gerund mét, vóór en dóór bewoners zelf. En dat zorgt voor het allerbelangrijkste als het gaat om samen doen: een fundamentele gelijkwaardigheid.”