Katalys - orange-figure-13

Vrijwilligerswerk: van ‘on-schatbare’ waarde?

Vrijwilligers zijn van onschatbare waarde voor de samenleving. Dat weet iedereen. Maar is die waarde echt ‘onschatbaar’? Of valt die best te bepalen? Waarom zou dat eigenlijk moeten? De behoefte aan ‘bewijs’ van de waarde van vrijwilligerswerk neemt toe, zoveel is zeker.

Lange tijd was die behoefte er niet of nauwelijks. Je weet toch genoeg als je een lach op een droevig gezicht ziet doorbreken? Sinds de jaren tachtig is daar verandering in gekomen. De introductie van de Wmo in 2007 (en later nog eens in 2015) versnelde dat proces. Door de decentralisatie van overheidstaken, gepaard met bezuinigingen, groeide het belang van vrijwilligerswerk. Dat leidde onder meer tot een toenemende vraag naar meting van de waarde die vrijwilligerswerk voor de samenleving heeft, ook wel het maatschappelijke effect of impact genoemd.

“Gemeenten willen weten wat hun investeringen opleveren en vragen vrijwilligersorganisaties om de waarde van hun activiteiten te meten”, zegt Ronald Hetem, adviseur bij Movisie, het landelijk kennisinstituut voor een samenhangende aanpak van sociale vraagstukken. “Vaak hebben ze doelstellingen geformuleerd, waaraan de vrijwilligersactiviteiten een positieve bijdrage moeten leveren. Die moet worden aangetoond.” Niet alleen bij gemeenten leeft die wens. Juist omdat de overheid zich terugtrekt, hebben vrijwilligersorganisaties en bewonersinitiatieven dikwijls financiering nodig van fondsen of bedrijven. Ook zij hebben een focus en hanteren criteria ten aanzien van hun donatiebeleid. “Ze willen zoveel mogelijk impact maken binnen het domein van hun missie en wegen dus af welke activiteiten daar het meeste aan bijdragen. Ze willen ‘waar’ voor hun geld”, zegt Saskia van Alphen, adviseur bij KNHM Participaties. Dit programma van KNHM foundation en VSBfonds ondersteunt bewonersbedrijven onder andere met leningen, advies en methodieken om hun impact zichtbaar te maken. Bewonersbedrijven zijn sociale ondernemingen die worden gedreven door bewoners, bijvoorbeeld om van een leegstaand schoolgebouw een ontmoetingsplek voor dorpsbewoners te maken.

Leuk, lonend of ‘juist’

Hoe doe je dat, de waarde of impact van vrijwilligerswerk meten? Een commercieel bedrijf kan zijn resultaten in omzet- en winstcijfers uitdrukken, maar bij vrijwilligerswerk draait het niet (alleen) om geld. Bovendien hangt het ervan af voor welke partij je die waarde wilt bepalen: de vrijwilliger zelf, de persoon of organisatie die de vrijwillige inzet ‘incasseert’ of de samenleving als geheel. Op het niveau van de individuele vrijwilliger is het niet zo moeilijk. Ronald: “Iemand doet vrijwilligerswerk omdat het leuk, lonend of ‘juist’ is. Dat laatste gaat over morele waarden: het gevoel een goed mens te zijn. Die eerste twee – leuk en lonend – zijn de laatste jaren belangrijker geworden. Vrijwilligerswerk staat goed op je cv, je bouwt een sociaal netwerk op en krijgt er kennis en ervaring door. Hoe meer je er als mens aan overhoudt, hoe groter de waarde.” Voor de individuele ‘incasseerder’ (ontvanger) is de waarde ook duidelijk. Ronald: “In het één-op-één-contact zijn mensen vaak erg geholpen met hulp.” Voor een ‘incasserende’ organisatie zit de waarde erin dat activiteiten of diensten tot stand komen die er zónder de vrijwilliger niet zouden zijn. Geen voetbalwedstrijd zonder scheidsrechter, geen muziekuitvoering zonder orkestleden, geen museumrondleiding zonder gids en geen afvalopruimactie zonder milieuactivist.

Ongrijpbaar

Lastiger is het om te bepalen wat de waarde of impact van vrijwilligerswerk is voor de samenleving als geheel. Ronald: “Je kunt niet aan een persoon of organisatie vragen: wat levert het je op? Je moet die vraag stellen aan iedereen, aan ons allemaal. Dan wordt het ongrijpbaar.” Er bestaan wel allerlei methodieken om waarde en impact te meten. Zo inventariseert de ‘inputmethode’ de hoeveelheid arbeid die in vrijwilligerswerk wordt geïnvesteerd, vermenigvuldigd met een inkomen dat daarmee zou worden verdiend. Dat levert een indicator op voor de economische betekenis van het vrijwilligerswerk. Met een andere methode worden de kosten tegen de baten afgezet: hoe groot zijn de investeringen, wat brengen die in geld uitgedrukt op en wat is dan het verschil met als je zo’n activiteit achterwege zou hebben gelaten? Overheden, organisaties, fondsen en bedrijven hanteren niet dezelfde methodieken en het is vaak zoeken naar eentje die bij ze past. KNHM Participaties bijvoorbeeld maakt gebruik van de EffectenArena. Dat is een hulpmiddel om de maatschappelijke effecten van je activiteiten bloot te leggen (wat doe je en welk effect heeft dat op betrokkenen?), aan te wijzen welke partijen investeren (wie doet er mee en brengt wat in?) en welke partijen er de vruchten van plukken (welke ‘incasseerders’ hebben er profijt van?).

De antwoorden worden verkregen in een sessie waaraan – in het geval van KNHM Participaties (ook andere organisaties gebruiken de EffectenArena namelijk) – bestuursleden van het bewonersbedrijf en andere betrokkenen deelnemen, zoals een gemeenteambtenaar, vrijwilliger of bewoner. Saskia: “Door alles in kaart te brengen krijg je een beter beeld van wat je wilt bereiken op het maatschappelijke vlak. Het helpt bovendien om focus te krijgen en dat is belangrijk, want je budget en de tijd van vrijwilligers zijn beperkt. Dat iedereen bij elkaar zit, werkt verbindend én verhelderend. Een bewoner kan beter zélf vertellen welk effect een initiatief op hem heeft of zal hebben.” Movisie hanteerde in het verleden een methodiek die één cijfer als indicator voor de impact opleverde. Ronald: “Maar als niemand die methodiek kent, zegt zo’n cijfer niet zoveel. Dus zijn we weer gewoon gaan tellen: hoeveel vrijwilligers, hoeveel ontvangers et cetera.”

KNHM Participaties gaat dit jaar een impactevaluatie van het eigen programma doen. Saskia: “Bewonersbedrijven vervullen een spilfunctie tussen de systeemwereld van gemeenten en officiële instanties aan de ene kant, en de leefwereld van burgers aan de andere kant. Door middel van onderzoek willen we de waarde of impact van ons programma precies in kaart brengen.”Dit artikel verscheen in Werkplaats 27.