Maurice Crul is hoogleraar Sociologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij doet al meer dan 25 jaar onderzoek naar de school ‘loopbanen’ van migrantenkinderen in Europa. We leggen hem zeven citaten voor van collega’s, documentairemakers en vakgenoten over diversiteit en inclusie. “Geef álle mensen zeggenschap over hoe de samenleving eruit moet komen te zien, in plaats van alleen maar met eisen en verplichtingen te komen voor een deel ervan.”
‘We moeten ons realiseren dat de effecten van gelijke behandeling met vertraging aan het licht komen, in de orde van een of twee generaties.’
Han van der Maas, hoogleraar psychologie aan de UvA
“Dit is een gebruikelijke benadering, zeker in onderzoek naar migratie en generaties. Het laat zien dat de tweede generatie die geboren is in het land een hoger acceptatieniveau kent dan de eerste generatie. Wat ik lastig vind, is dat het ook suggereert dat door de loop van de tijd dingen vanzelf wel goedkomen. Dat vind ik een discutabele stelling. Kijk bijvoorbeeld naar de Black Lives Matter demonstraties of de discussie en demonstraties rondom zwarte piet: het vergt wel degelijk strijd en die gelijke behandeling komt echt niet vanzelf. Je ziet hierin wel een verschil tussen stad en platteland. Grote internationale steden hebben de kanteling al gemaakt dat er een aanvaarding of normalisering is van diversiteit. Deze grootstedelingen zijn gewend aan diversiteit, zijn erin opgegroeid. Ook hier zie je dat kinderen van Nederlandse afkomst een numerieke minderheid zijn in steden als Amsterdam, Den Haag of Rotterdam. Zij weten niet beter dat diversiteit op hun school, in de straat, op de sportclub een gegeven is: het is iets normaals, eigenlijk ook geen issue meer. Op het platteland is dat nog anders, en dat zie je ook terug in de politiek. Ik denk dan ook dat steden steeds meer loskomen van de landelijke politiek, zij gaan hun eigen beleid maken omtrent diversiteit en inclusie. En dat zal steeds verder af komen te staan van de landelijke politiek waar de anti-migranten stem nog steeds duidelijk aanwezig is in het debat.”
‘Op het oog wordt onze samenleving veel diverser door migratie – nieuwe geuren, geluiden, smaken – maar op fundamenteel niveau veranderen westerse samenlevingen weinig: de mainstream instituties (onderwijs, rechtspraak, leger, politiek, zorg) zijn zo sterk, zo alom aanwezig, dat alle burgers inclusief minderheden zich er uiteindelijk sterk naar voegen.’
Alejandro Portes, socioloog
“Alejandro wijst op een belangrijk punt. Aan de ene kant heb je de dynamiek tussen mensen en aan de andere kant instituties, die gewoon heel erg langzaam veranderen. Zij blijven dan ook vaak nog lang ten dienste staan van de mensen van Nederlandse afkomst. Neem bijvoorbeeld het onderwijs: er zijn veel christelijke en katholieke scholen in Amsterdam, terwijl 80% van de leerlingen een moslim achtergrond heeft. Toch blijven die scholen voor een groot deel de katholieke of christelijke overtuiging uitdragen. Ze passen zich wel een beetje aan: het Suikerfeest wordt gevierd, ze begrijpen dat tijdens de ramadan leerlingen minder energiek zijn dan normaal. Maar het gaat altijd met een zekere vertraging. Toch kan het ook ineens heel snel gaan. Ik heb me afgelopen jaren verbaasd over hoe het karakter van zwarte piet is veranderd. En door dat draagvlak zie je dat instituten als de gemeente, het bedrijfsleven, de scholen, dan ook zeggen: we gaan het vanaf nu anders doen.”
‘Jongeren maken vaker gebruik van verschillende semipublieke ruimten in de buurt zoals buurtcentra, jongerenwerk en sportverenigingen. Daarnaast is ook vooral school een belangrijke semipublieke ruimte waar jongeren in contact komen met leeftijdgenoten met diverse achtergronden. Aangezien jongeren veel van hun tijd hier doorbrengen, wordt diversiteit een normaal onderdeel van hun dagelijks leven en zijn hun sociale netwerken vaak diverser dan die van volwassenen.’
Kirsten Visser, universitair docent stadsgeografie, Universiteit Utrecht
&
‘Het is niet alleen kommer en kwel in arme wijken. Veel mensen wonen er prettig en de sociale netwerken van bewoners zijn vaak diverser dan wordt gedacht. De netwerken lopen dwars door elkaar heen qua etniciteit en leefstijlen.’
Anouk Tersteeg, stadsgeograaf aan de Universiteit Utrecht
“Als je in de media de discussie hierover hoort, dan denk je bijna dat mensen die in dergelijke wijken wonen voortdurend in een crisissituatie zitten en dat elke dag de vonken er vanaf schieten. Terwijl het dagelijks leven in die wijken, ik woon er zelf ook, heel normaal en prettig is. Het is dus interessanter om je af te vragen hoe dát komt. En dan kom je inderdaad uit bij wat Anouk en Kirsten zeggen, dat mensen op veel meer vlakken met elkaar leven dan het eendimensionale beeld dat vaak in de media wordt geschetst. Kinderen gaan samen naar school, zitten op de voetbalvereniging, zien elkaar op de speelplaats of op de toneelclub in het buurthuis. Het zijn juist die onzichtbare weefwerken die onderling voor verbinding zorgen, waardoor deze wijken goed functioneren. Denk ook aan ondernemers die vaak samen de winkelstraat beheren en zo een gezamenlijk belang hebben of aan energieke buurtverenigingen en culturele organisaties. Vaak is dit weefwerk ook voor beleidsmakers en ambtenaren onzichtbaar, waardoor ze niet goed weten wat er in een wijk leeft en wat er juist goed gaat. En hier praat de media ook niet over, want dat is niet echt nieuws natuurlijk.”
‘Kinderen met een leerachterstand gaan een te laag sjoelbakje in. In Nederland zijn we extreem vroeg met de voorselectie. Op je tiende krijg je al een voorlopig schooladvies. Kinderen gaan leven naar hun verwachtingen. Als een kind een laag advies krijgt, kan hij zomaar alles uit handen laten vallen.’
Ester Gould, documentairemaker Klassen
“Ik wil dit graag nog iets concreter maken. Wat wij in Nederland doen is namelijk heel vreemd. We selecteren niet alleen heel vroeg, maar we zetten de kinderen die in de middengroep zitten (vmbo-t, de oude mavo) eigenlijk meteen op de weg naar het beroepsonderwijs. Want je gaat van vmbo-t naar het mbo en meestal niet naar de havo, althans dat is geen gangbare route. En dat is in combinatie met het vroeg selecteren zo desastreus. Terwijl het verschil tussen een vmbo-t-advies en een havoadvies heel erg klein is. Hoger opgeleide ouders weten vaak een vmbo-t-advies om te praten naar een havoadvies, waardoor hun kind meer kansen krijgt. Ze gaan naar een havo/vwo-school, komen in een serieuzere leeromgeving met meer mogelijkheden zoals bijles en hulp van hun ouders. De andere kinderen komen op de categorale vmbo-scholen terecht en die scholen hebben totaal geen incentive om goede vmbo-t-leerlingen door te laten stromen naar de havo: ze willen hun goede leerlingen immers niet kwijt. Er staat dus een enorme prijs op die vroege selectie. Er zijn gelukkig wat reparaties geweest aan het systeem, zo is het nu makkelijker gemaakt om door te stromen van vmbo-t naar de havo en zijn er kans-klassen opgezet. Een hele goede ontwikkeling is dat de brede brugklas weer nieuw leven wordt ingeblazen. Dat brengt me trouwens op een leuke anekdote: de Open Scholengemeenschap Bijlmer biedt zo’n brede brugklas aan. En veel hoger opgeleide ouders van Nederlandse afkomst wilden ineens hun kind op deze school: omdat ze een vmbo-t-advies hadden gekregen, of het nog niet redden op de havo/vwo. Ineens was dat hele argument van ‘ik wil mijn kind niet op een zwarte school’ niet meer zo belangrijk. Want de brede brugklas was gewoon de beste manier om hun kind door te laten stromen naar havo/vwo. En vervolgens waren ze ook nog eens heel tevreden over die school. Diversiteit gecreëerd door opportunisme.”
‘In Nederland speelt uitsluiting en discriminatie een grote rol in het leven van jongeren met een migratieachtergrond. Ze hebben minder kansen als het gaat om onderwijs, werkgelegenheid en huisvesting, blijkt uit onderzoeken. Jongeren maken met de Black Lives Matterdemonstraties een vuist hiertegen.’
Jaco Dagevos onderzoeker SCP
“Je ziet hoe in een korte tijd een onderwerp op de agenda is komen te staan, waar al ruim twintig jaar discussie over is. In de jaren 80 en 90 wilden we al dat bedrijven moesten aantonen dat ze moeite deden om mensen evenredig een plek te geven in hun organisatie of bedrijf. Toen was de tijd er blijkbaar nog niet rijp voor. Want bijna geen enkel bedrijf heeft dit gedaan of er was geen draagvlak voor. Maar op dit moment heeft een op de vier Nederlanders een migratieachtergrond. Dus dan zie je dat bedrijven toch tot het besef komen dat ze talent gaan verliezen als ze niet mee veranderen. Ook speelt de derde generatie Surinamers en Antillianen een grote rol in deze bewustwording. Deze jongeren zeggen: misschien hebben onze grootouders dergelijke uitsluiting of discriminatie nog geaccepteerd maar dat gaan wij gewoon niet meer doen. We eisen onze eigen plek op. Dat is wat je zag met de Black Lives Matter-demonstraties. En het mooie is dat ook witte jongeren zeggen, dit kan echt niet meer. Want het gaat over mijn vrienden, mijn partner of mijn collega’s.”
‘Integratie is geen zaak van de buurt, maar van de samenleving.’
Emily Miltenburg, politiek socioloog en onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau
“Ik ben erg kritisch op hoe het begrip integratie in Nederland gebruikt wordt. In de jaren 80 ontstond het idee dat integratie een tweezijdig proces was. Waarbij migranten langzamerhand zouden integreren, maar ook de omringende samenleving zonder migratieachtergrond mee verandert. Zodat je elkaar ergens in het midden ontmoet. Maar dat is feitelijk nooit het idee geweest van het beleid. Dat is altijd alleen gericht geweest op de migranten en de kinderen van migranten. En de omringende maatschappij hoefde eigenlijk geen enkele inspanning te plegen. Dus het begrip integratie is in die zin achterhaald, met name in de grotere steden. Zeker als je nagaat dat daar de zogenoemde migranten, hun kinderen en hun kleinkinderen juist de meest gevestigde groep zijn in de stad. De nieuwkomers zijn vaak mensen van Nederlandse afkomst uit de provincie die naar de stad komen om te studeren of te werken. En voor die mensen zal het misschien best een grote overgang zijn, om dan ineens in zo’n diverse en dynamische samenleving terecht te komen. Hoe speelt integratie hier dan een rol in? Ik vind dat het beleid zich moet richten om van de andere kant ook eens een inspanning te vragen. Geef álle mensen zeggenschap over hoe die samenleving er dan uit moet komen te zien, in plaats van alleen maar met eisen en verplichtingen te komen voor een deel ervan.”Dit artikel verscheen in Werkplaats 30.