“Lokale zorginitiatieven zijn op de langere termijn onmisbaar in de ouderenzorg.” Dat zei VWS-minister Hugo de Jonge in een driegesprek over burgerinitiatieven op het gebied van zorg en welzijn. Frank van Bussel, directeur KNHM en Jan Smelik, coördinator Nederland Zorgt Voor Elkaar vroegen de minister naar zijn visie. “Lokale initiatieven leggen het eigenaarschap terug in de wijk en bieden in veel gevallen mooiere vormen van zorg aan.”
Ooit waren kerk, vakbond, kruis- en wijkvereniging de zuilen van waaruit zorg en welzijn werd georganiseerd. Maar de laatste jaren begint de buurt zich steeds meer af te tekenen als de nieuwe ‘zuil’. Op veel plaatsen in Nederland nemen burgers het initiatief om de zorg in hun buurt of wijk zelf te organiseren. Van het opzetten van hand- en spandiensten waardoor ouderen langer in hun buurt kunnen blijven wonen tot de exploitatie van zorgwoningen voor dementerende ouderen. Volgens Hugo de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, is de opkomst van informele zorg- en welzijnsinitiatieven een hele positieve ontwikkeling. De Jonge: “Tijdens de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen heb ik een aantal prachtige initiatieven zien langskomen: zorgcoöperaties op het grensvlak van sociaal ondernemerschap, maar ook kleine, particuliere initiatieven op het gebied van eenzaamheidsbestrijding, die ontstaan doordat iemand op de bank zit en denkt: ‘dát ga ik doen’. Onlangs werd bij Jeroen Pauw de Laakse Lente belicht: een initiatief van een echtpaar in Den Haag dat hun huiskamer vier dagen per week openstelt voor vereenzamende ouderen in de buurt. Dat is een superinitiatief dat bijna niets kost, maar voor heel veel mensen in de buurt een lifeline is. Zoiets zou je nooit vanuit de formele zorg kunnen creëren.”De opkomst van de zorginitiatieven voor en door bewoners doet vermoeden dat informele zorg en welzijn een nieuw verschijnsel is, maar niets is minder waar. Vrijwel alle voorzieningen op het gebied van jeugdzorg, gehandicaptenzorg, ouderenzorg en zelfs ziekenhuiszorg vloeien voort uit de inspanningen van particuliere bewoners, die vonden dat Nederland de plicht heeft om voor kwetsbare groepen zorg te organiseren. De Jonge: “Daarom had ik er een paar jaar geleden ook moeite mee dat de participatiemaatschappij als een nieuw fenomeen werd geïntroduceerd. Je kunt als maatschappij niet functioneren zónder dat er sprake is van participatie. Als je participatie als een door de overheid opgelegde plicht beschouwt, krijg je al gauw het beeld dat bewonersinitiatieven of vrijwilligerswerk een manier zijn om te besparen op professionele zorg. Terwijl ze daar in veel gevallen juist een hele waardevolle aanvulling op vormen. Lokale initiatieven leggen het eigenaarschap terug in de wijk en bieden in veel gevallen mooiere vormen van zorg aan, dichter bij huis, die beter aansluiten bij de zorgbehoefte van bewoners. Dat is heel waardevol.”
Een van de organisaties die zich hard maakt voor burgerinitiatieven op het gebied van zorg, welzijn en wonen is Nederland Zorgt Voor Elkaar (NLZVE). Volgens NLZVE-coördinator Jan Smelik schuilt de kracht van veel burgerinitiatieven in het feit dat ze uitgaan van de zorgbehoefte in hun directe omgeving. Bovendien vormen veel lokale initiatieven een noodzakelijke aanvulling op de grootschalige zorg die op steeds meer afstand van buurtbewoners is georganiseerd.
Minister Hugo de Jonge
Wijkcontracten
Smelik: “Bewonersinitiatieven laten zien dat we zorg en welzijn op veel kleinere schaal moeten organiseren. In plaats van zorg- en welzijnsdiensten grootschalig, over de hoofden van bewoners heen in te kopen, zou je de inkoop weer onder regie van bewoners op wijkniveau moeten oppakken. Bijvoorbeeld via een wijkcontract, waarin je heel gericht vastlegt welke zorg in een buurt of wijk nodig is. Bovendien kan een wijk met zo’n contract heel veel partijen en organisaties bij elkaar brengen. In Den Haag zijn er 300 organisaties die zich op jongerenwerk richten. Als je die op wijkniveau weer weet te bundelen, werkt dat een stuk efficiënter en goedkoper.” Inmiddels zijn veel bewonersinitiatieven op het gebied van zorg, welzijn en wonen in dorpen en stadswijken geworteld. Met de groei van de beweging wordt echter ook steeds duidelijker wat de knelpunten zijn waar veel bewoners tegen aanlopen. “Zolang zorgcoöperaties zich met behulp van vrijwilligers inzetten voor hand- en spandiensten in de buurt, loopt alles goed,” zegt Frank van Bussel, directeur KNHM. “Maar zodra een bewonersinitiatief wil opschalen en taken naar zich toe trekt die normaal door reguliere organisaties worden verricht, komen de bewoners vaak in een spanningsveld terecht. Of krijgen ze te maken met een lokale overheid die niet op burgerinitiatieven is ingericht. Bewonersinitiatieven ontwikkelen vaak allerlei soorten zorg- en welzijnstaken naast en door elkaar. Gemeenten zijn daarentegen in domeinen georganiseerd die soms strikt van elkaar gescheiden opereren. Het is een hele uitdaging om daar als burger je weg in te vinden.”
Wet- en regelgeving
Ook volgens De Jonge is er in de samenwerking tussen formele zorg en burgerinitiatieven nog een wereld te winnen. De Jonge: “We moeten erkennen dat we ons als overheid eigenlijk niet zo goed raad weten met kleinschalige zorgvoorzieningen die dicht bij mensen staan. Sterker nog: telkens als we iets moois zien, willen we het overnemen in de veronderstelling dat het onze taak is om zo’n clubje op schoot te trekken. Maar als je een initiatief financiert, komen er al gauw allerlei regels en administratieve lasten om de hoek kijken. Voor je het weet ontdoe je iets dat leuk, krachtig en origineel begint van zijn eigen karakter en wordt het een reguliere welzijnsinstelling. Dat is zonde.” Smelik: “Dat geldt misschien voor hele kleinschalige, informele initiatieven in het private domein. Maar op het moment dat een burgerinitiatief opschuift in de richting van het publieke domein, moet je als overheid ook voor voldoende speelruimte zorgen. Bijvoorbeeld door belemmeringen weg te nemen op het gebied van wet- en regelgeving. Zorgcoöperatie Austerlitz Zorgt moet gewoon vennootschapsbelasting betalen, terwijl ze geen enkel winstoogmerk heeft. Dat betekent dat de coöperatie geen ANBI-status kan krijgen en ze dus geen gebruik mag maken van vrijwilligers die een uitkering krijgen. Daar loopt de wetgeving echt op de praktijk achter.”
v.l.n.r. Frank van Bussel, Hugo de Jonge, Jan Smelik
Vergrijzing
Op dit moment zijn er in Nederland ruim 500 bewonersinitiatieven op het gebied van zorg, welzijn en wonen actief. Een groot deel daarvan richt zich op de zorgen voor ouderen in de wijk: van vervoer, maaltijdservice of klussendiensten tot vormen van dagbesteding en begeleid of gemengd wonen. De bewonersinitiatieven spelen daarmee in op een actueel maatschappelijk probleem. Nederland staat aan de vooravond van een enorme vergrijzingsgolf, er dreigen grote personeelstekorten in de professionele zorg en ruim een half miljoen mantelzorgers is chronisch overbelast. De Jonge: “Dat betekent dat burgerinitiatieven nu al een onmisbaar onderdeel zijn van de ouderenzorg. Dat wordt in de toekomst alleen nog maar sterker. Op dit moment staan er tegenover elke 85-plusser vijftien mensen tussen de 45 en 65 jaar, de leeftijdscategorie waarin je de meeste mantelzorgers vindt. In 2040 is die verhouding teruggelopen tot één op vijf. Er zal dus echt een verschuiving moeten plaatsvinden in de verhouding tussen formele en informele zorg.” Van Bussel: “Dat brengt veel nieuwe vragen met zich mee. Zoals: hoe ondersteunen we onze mantelzorgers zodat ook zij niet binnen de kortste keren overbelast raken? Maar ook: kunnen lokale zorgcoöperaties een volwaardige plaats innemen tussen de zorg die vanuit instellingen wordt geleverd en zorg die mensen vanuit een individueel pgb kunnen inkopen?” Smelik: “Ik denk dat we zorgoplossingen veel meer in collectiviteit moeten zoeken. De participatiemaatschappij is heel sterk op individuen gericht, maar voor de maatschappij is samenredzaamheid en gemeenschapskracht veel belangrijker dan zelfredzaamheid. Dat is echt een principe dat je in alle bewonersinitiatieven terugziet.”
Right to Challenge
Met de opkomst van lokale zorginitiatieven staat de lokale overheid meer dan ooit voor de uitdaging om burgers een plaats te geven in het lokale zorgaanbod. Bijvoorbeeld via het Right to Challenge, een bepaling in de Wmo die burgers het recht geeft om de overheid met een concurrerend aanbod ‘uit te dagen’. De Jonge: “Het Right to Challenge is een instrument waar ik sterk in geloof. We zijn alleen nog niet zo goed in de uitvoering, ook omdat we als overheid moeilijk schaal kunnen aanbrengen in de taken die we bij een ander laten. Het is vaak alles of niets. Misschien zouden we meer moeten denken vanuit een participatieladder, waarbij we als overheid initiatieven op deelgebieden ondersteunen.” Smelik: “Je zou ook pro-actiever met bewonersgroepen in contact kunnen treden, door het Right to Challenge om te zetten in een Duty to Involve. Met zo’n bepaling zou je gemeenten kunnen verplichten om bewonersgroepen vanaf het begin bij hun zorgbeleid te betrekken.” De Jonge: “Duty to involve klinkt wel heel streng en verplichtend. Maar ik denk wel dat je als gemeente je beleid bij voorkeur niet met je knietjes onder een bureau moet maken, maar het liefst met anderen in de wijk. En aan de keukentafel thuis. Wat dat betreft mag de lokale overheid burgers nog actiever opzoeken.”Dit interview verscheen in Werkplaats 25.